|
Deze letterlijke, en dus voorlopige, vertaling
is gebaseerd op de Hikajat Hang Toeah
van Het Koninklijk Bataviaasch Genootschap, 'een transcriptie
van een Arabisch handschrift' (schutblad) 'in het bezit van het
Genootschap' (voorwoord). Het volgende stuk is de letterlijke
vertaling van de laatste zes bladzijden. De Hollanders spelen
er een hoofdrol in.
Hoofdstuk 25
Slot
[...] Meer verhalen zijn er niet bekend over hoe het de bendahara1, de laksamana2 en de
temenggung3
is vergaan nadat ze in afzondering waren gaan leven.4
En verder is er over de raja van Melaka het volgende verhaal
bekend. Nadat de bendahara, de temenggung en de laksamana in
afzondering waren gaan leven, deed Zijne Majesteit op eigen initiatief
afstand van zijn privileges en besloot hij verder als bedelmonnik
door het leven te gaan, alleen. De raja liep dag en nacht, zonder
stil te houden, langs alle gehuchten en dorpen en ging daarna
stroomopwaarts diep landinwaarts5.
Aansluitend kwam de raja op een grote uitgestrekte vlakte. Op
dat moment stond de zon op zijn hoogst en was hij op zijn heetst.
De raja verging van honger en dorst. Maar dankzij een ingreep
van Allah de verhevene6
stuitte de raja op een komkommertuin7 waarin erg veel vruchten
aan de struiken hingen. De raja van Melaka ging er onmiddellijk
op af, hield zich daarna vast aan de haag om de komkommers en
vroeg aan de man die de komkommers bewaakte of hij er één
mocht. Hij kreeg er één van de man. Onmiddellijk
pakte de raja de komkommer aan, sneed er een helft af en at die
op. De helft die over was stopte hij in zijn knapzak. Daarna
liep hij de vlakte weer in met over zijn schouder zijn knapzak
met de komkommer erin. Dankzij een ingreep van Allah de verhevene
kwam Allah's dienaar8
al-Khidr9
aanlopen in de gedaante van een jonge man en kruiste de raja
van Melaka op zijn weg.
De jonge man zei: 'Vrede zij met u, m'n vadertje.'
Hij kreeg van de raja van Melaka daarna het antwoord: 'Hé,
vrede zij ook met u, m'n kind.'
De jonge man zei: 'Hé vadertje, wat zit er in die knapzak
van vadertje?'
De raja van Melaka antwoordde: 'Er zit een komkommer in deze
knapzak van uw dienaar.'
De jonge man zei: 'Het is helemaal geen komkommer die in die
knapzak van m'n vadertje zit, maar het doodshoofd van een mens.'
De raja van Melaka zei met grote nadruk: 'Het is toch echt een
komkommer die in deze knapzak zit.'
De jonge man zei drie keer achter elkaar: 'Het is helemaal geen
komkommer die in die knapzak van meneertje zit maar een doodshoofd.'
De raja van Melaka verbaasde zich tot in het diepste van zijn
ziel over de jonge man. De raja smeet de knapzak met de bewuste
komkommer op de grond, maakte de zak open en liet de man zelf
kijken. Maar dankzij een ingreep van Allah de verhevene was het
stuk komkommer het doodshoofd van een mens geworden.
En de jonge man was geheel onverwacht verdwenen. De raja raakte
buiten zinnen en viel flauw. In zijn flauwte droomde de raja
dat hij een stem hoorde die de volgende woorden liet klinken:
'Hé raja van Melaka, wat wilde je eigenlijk duidelijk
maken toen je je leventje vaarwel zei om bedelmonnik te worden,
je rajaschap achter je liet en daarna als bedelmonnik ging werken?
Bedelmonniken hebben de stelregel dat ze eten als er te eten
is, maar juist ook als dat er niet is Allah de verhevene toch
dank zeggen. En jij, wat jij niet op kreeg, de helft van die
komkommer, die stopte je in je knapzak.'
De raja ontwaakte uit zijn flauwte en ging weer op pad, zonder
ook maar eventjes stil te houden en waarheen de genade van Allah
de verhevene zijn voeten ook maar dreef; hij ging diep bij zichzelf
te rade en zei Allah de verhevene steeds maar meer dank. Meer
verhalen zijn er niet bekend over hoe het de raja op zijn pad
is vergaan, niemand weet waar hij terecht is gekomen. Plotseling
verdween hij van zijn pad en werd er niets meer van hem vernomen.10
Na het plotselinge vertrek en de geheimzinnige verdwijning van
de raja van Melaka vervulde zijn echtgenote Gunung Ledang11 met
rechtvaardigheid en mildheid het rajaschap over alle onderdanen
en vreemdelingen uit verschillende windstreken die kwamen en
gingen en niet aan haar aandacht ontsnapten. Er heerste rust
in het land Melaka waarin dankzij de goede zorgen van de bendahara,
de temenggung en de laksamana steeds maar meer mensen waren gaan
wonen. Veel vreemdelingen uit verschillende windstreken kwamen
ernaar toe om in het land handel te drijven.
Plotseling kwam er, Allah de verhevene wilde het zo, een Frankisch12 schip
uit het land Manila13
aan dat buitengewoon veel vreemdelingen aan boord had die handel
gingen drijven in het land Melaka. De kapitein van het schip14 ging
zijn opwachting maken bij bendahara Paduka Raja, met buitengewoon
veel vergulde geschenken bij zich. Daarna nam hij die ook mee
voor de temenggung, de laksamana en puteri Gunung Ledang.15
De kapitein zei tegen de bendahara: 'Waar op het plein bij de
toegangspoort van het land Melaka is een plek om een pakhuis
neer te zetten?'
Van de bendahara, die overlegd had met de temenggung, de laksamana
en alle ministers en ambtenaren samen, kreeg hij te horen dat
hij zo'n plek om een pakhuis neer te zetten niet mocht hebben
maar dat hij alleen maar handel mocht drijven vanaf de boot.
Nadat de handel gedreven was, zeilde het Frankisch schip terug
naar eigen land, het rijk Portugal. Het jaar daarna kwam er weer
een buitengewoon groot schip uit het land Portugal.
De Frankische kapitein16
kwam ook nu weer met goud, zilver en buitengewoon veel wapens
aan boord, maar het schip had afgezien daarvan ook nog eens poeder
voor kogels in de lading en was bovendien nog volgestopt met
zowel steen als gereedschap die kant en klaar stonden voor de
aanleg van een pakhuis. De Frankische kapitein ging zijn opwachting
maken bij puteri Gunung Ledang met als geschenk tientallen baren17 goud
en zilver bij zich en deed haar het verzoek om aan wal een lapje
grond te mogen kopen om handel te drijven dat maar zo groot zou
hoeven zijn als de gelooide huid van een geit. Puteri Gunung
Ledang deelde hem haar vorstelijk besluit mee: 'Goed, welke prijs
wil je bieden voor die lap leer? Ik wil als prijs een hoop realen18 die
zo groot is als die lap leer, maar ook zo hoog.'
De Frankische kapitein zei: 'Goed dan, uw dienaar geeft wat de
raja hebben wil.'
De scheepskapitein stuurde een matroos van hem naar het schip
toe om de realen te gaan halen die in stapels aan de raja gegeven
zouden worden.
Vervolgens overlegden de bendahara, de temenggung, de laksamana
en alle ambtenaren en belangrijke ministers. Ze zeiden tegen
elkaar: 'Het zou goed zijn als we de raja meedelen dat ze niets
van de Frank moet aannemen omdat het een slecht mens is.'
Iemand zei op zijn beurt: 'Laat hem toch, want wat wil hij nou
met zo'n lapje grond van een huid groot? De raja zal hem voor
de stapels realen bedanken en ze opbergen in haar pakhuis.'
Nadat de Frankische kapitein zijn verzoek aan de raja en de bendahara
had gedaan, ging hij op zijn boot de lap leer in repen snijden,
liet er een veter van maken en droeg een matroos van hem op de
steen en het gereedschap voor het pakhuis uit te laden en op
te stapelen op de grond voor de poort van het land Melaka. De
kapitein ging met de leren veter aan land en gebruikte de lap
leer tot op de laatste centimeter van de veter om er op die grond
een vierkant mee uit te zetten. Hij bouwde een buitengewoon groot,
hoog en sterk pakhuis met zeven gaten voor kanonnen op rij. Tijdens
de bouw zeiden de bendahara, temenggung en laksamana tegen elkaar
dat de raja geadviseerd moest worden iemand te sturen om de bouw
te verhinderen, want dat pakhuis moest er niet komen omdat het
stuk grond zeer uitgestrekt was en de afspraak van de raja met
de kapitein was dat de lap leer voor de grond net zo groot zou
zijn als de lap leer voor de betaling aan de raja. Hoe vaak de
bendahara en temenggung hun verbod ook uitvaardigden, er werd
niet naar hen geluisterd en stevig doorgebouwd, waarbij de Frankische
kapitein steeds zei: 'Uw dienaar heeft de grond van de raja gekocht
en daar zijn honderden baren zilver aan opgemaakt volgens de
afspraak van de raja met uw dienaar dat de stapel zo groot en
hoog zou zijn als een lap leer. Die lap leer van uw dienaar werd
uiteindelijk een veter.'
Toen vervolgens het pakhuis gebouwd was, werd het geheel in staat
van paraatheid gebracht. Door de mensen van Melaka werd helemaal
geen aandacht meer besteed aan de Frank. Er werd hem alle ruimte
gelaten om naar hartelust aan het pakhuis door te bouwen. Toen
het klaar was, werden al zijn gereedschap en poeder voor de kogels
in het gebouw geladen. Hijzelf zei dat de vaten vol rijst zaten.
De mensen van Melaka sloegen er geen acht meer op en hernamen
hun normale leven van handel drijven op zee omdat de handel die
hij had meegebracht buitengewoon fraai was. Op een moment dat
het rustig was, halverwege het vallen van de nacht en het aanbreken
van de dag, hees de Frank alle kanonnen van de boot ze waren
erg groot, droeg ze bij het pakhuis naar binnen, maakte
ze vervolgens op orde en plaatste er in alle schietgaten één,
rondom het pakhuis zeven op rij. Hij laadde de kanonnen met poeder
voor kogels en legde bij het uiteinde van iedere loop drie kogels.
Terwijl de mensen midden in de nacht stilletjes rustig lagen
te slapen, droeg de kapitein al zijn matrozen op de kanonnen
aan te steken waarmee ze midden in de nacht begonnen en pas helemaal
klaar waren toen de zon opkwam. Alle huizen, muren, openbare
gebouwen en bruggen van de mensen van Melaka werden uiteindelijk
in puin gelegd door de kogels uit de kanonnen. Veertig Frankische
schepen uit de landen Manila en Portugal kwamen helpen. De mensen
van Melaka schrokken zich eerst rot en raakten daarna in rep
en roer, want er waren duizenden doden en gewonden door kogels
uit de geweren en de kanonnen en het land Melaka was uiteindelijk
totaal kapot. Dus sloegen de mensen van Melaka tenslotte bij
vele honderdduizenden op de vlucht naar de binnenlanden van Melaka,
uiteengeslagen, en allesbehalve ordelijk. Er waren nog huizen
van mensen van Melaka in het buitenland, die net over de grens
van het land Melaka stonden, zo'n halve dag zeilen ver, direct
naast elkaar, zonder ruimte ertussen; als er een kat liep over
de nok van zo'n huis van iemand uit Melaka, kon hij er niet meer
vanaf om op de grond te komen. Zo gebeurde het dat de meeste
gewone mensen, handelaren, rijken en zeevarende kooplieden in
dat land terecht kwamen.
Toentertijd ook vluchtte puteri Gunung Ledang met al haar kameniersters
en dienaressen naar de binnenlanden van Melaka. Al het bezit
van de mensen van Melaka was voorgoed verdwenen, want dat verwierf
de Frank allemaal. De mensen sloegen op de vlucht zonder nog
te denken aan wat ze aan bezit mee zouden nemen, wilden ook alleen
maar het vege lijf redden toen ze zich rot schrokken terwijl
ze allemaal diep in slaap waren, en konden meestal alleen het
vege lijf redden zonder zich zelfs in hun omslagdoek te wikkelen.
Puteri Gunung Ledang begon het enorme oerwoud in te lopen, tot
dichtbij het land van de Batakkers19.
Daar werd puteri Ledang door alle ministers van de Batakkers
opgevangen en tot raja van het land Batak aangesteld. Meer verhalen
zijn er niet bekend over hoe het puteri Gunung Ledang tot nu
toe is vergaan.
Voorts waren de raja van Melaka, de bendahara, de temenggung
en de laksamana al in afzondering gaan leven boven op de berg
van kaap Jugra en werd nergens vermeld of ze dood waren of verdwenen,
niemand die het wist, behalve Allah de verhevene, zijn naam zij
geprezen. Geen schepsel zou het, naar men zei, ter ore komen.
Vervolgens toentertijd was de vlucht voor de Frankische
vijand al achter de rug brachten bendahara Tun Amat20, temenggung
Tun Karim21
en laksamana Tun Kadim22
met alle ministers, ambtenaren en notabelen uit Melaka het hele
volk bijeen en alle goederen die alle mensen bij elkaar maar
konden dragen. Ze begonnen onmiddellijk daarna naar het verste
punt van het grondgebied te lopen dat Johor heet. Na onderling
overleg besloten ze in Bintan hun opwachting te gaan maken bij
sultan Mahmud. Sultan Mahmud sprak de vorstelijke woorden: 'Ik
draag bendahara Tun Amat op weer met zijn allen terug te gaan
naar het verste punt van het grondgebied, daar te gaan wonen
om de grond te bebouwen, en ik draag hem op heel het uiteengevallen
volk bijeen te brengen en daarmee vervolgens de grond te bebouwen.'
Nadat het land bebouwd was, kreeg het de naam Johor, het Veilige
Grondgebied. Sultan Mahmud vertrok met het hele volk uit Bintan
om zich in dat land te vestigen. Zo kwam het nageslacht uit Melaka
terecht bij de mensen van Johor en is daar tot op de dag van
vandaag nog te vinden.
Het land Melaka werd door de Frank verworven. Rondom de berg
daar werd een vesting van zwarte steen gebouwd. Die werd gepleisterd
met kalk zodat er een gloed afkwam als van driedubbel gebleekt
katoen.
Wat later23
de Frank was nog steeds gevestigd in het land Melaka
kwam er plotseling een Hollands schip het land Melaka aanvallen.
Het werd door alle Franken bestreden en geen enkele grote kogel
schaadde de gekalkte vesting van Melaka. Er werd door de Hollander
vanaf zee met geweren op geschoten, maar ook daar hoefde de Frank
zich niets van aan te trekken. De mensen uit Holland gingen om
hulp vragen bij de mensen van Johor, het Veilige Grondgebied,
en vervolgens beloofden de mensen van Johor die aan de mensen
van Holland. Wanneer de mensen van Frankenland verslagen zouden
zijn, zou het land Melaka worden overgenomen door de mensen van
Holland en zouden de mensen van Holland in vriendschap met de
mensen van Johor gaan leven, zonder de mensen van Johor ooit
nog te willen verraden. De afspraak werd door de raja van Johor
op schrift gesteld, op goud dat gesmeed was tot het zo dun was
als papier. Op dat papier van goud werd de schriftelijke afspraak
gegraveerd. Nadat dat was gebeurd, werd er ook nog een zegel
geslagen met aan één kant het stempel van de raja
van Johor en aan de andere kant het stempel van de grote heren
uit Holland. Dit officiële geschrift ging naar heer Paduka
Raja24
van Johor aan wie het officiële geschrift op papier van
goud in bewaring werd gegeven. Die afspraak is tot op de dag
van vandaag nog van kracht, zonder dat er veranderingen in zijn
aangebracht.
De mensen van Johor gingen de Hollander helpen de Frank in het
land Melaka aan te vallen en heer Paduka Raja werd hun aanvoerder.
Alle mensen van Frankenland vluchtten uiteindelijk, gingen allemaal
met elkaar de vesting van Melaka in en konden niet meer naar
buiten omdat de vesting van Melaka omsingeld was door de mensen
van Holland en Johor. Vanuit de vesting werd door de Frank tegenstand
geboden zodat het op dat moment een buitengewoon kabaal was dankzij
de daverende knallen van de geweren en het luidruchtig rumoer
en de schallende kreten van alle leiders en al het voetvolk tegelijk.
Enkele keren werd de vesting van Melaka overvallen maar toch
ging zij niet verloren.
Heer Paduka Raja zond zijn mensen erop uit om ladders te maken.
Nadat die gemaakt waren, werd op het juiste moment, vroeg op
de dag, de vesting van Melaka overvallen en werden de ladders
vervolgens stevig tegen de vesting gezet en beklommen. Enkele
honderden mensen van Johor en Holland met lendendoeken om beklommen
samen met heer Paduka Raja de vesting. De Frank zat er nog en
liet niet na er met zwaard en sabel op in te hakken en met het
geweer gericht te schieten, er waren erbij die met houten en
ijzeren stokken sloegen of zelfs met ijzeren beitels die net
zulke doornen hadden als een durian25
en sommigen gooiden met stenen.
Veel mensen van Johor en Holland gingen toen dood. Heer Paduka
Raja had geen geduld meer, deed vervolgens zijn lendendoek om
en beklom helemaal alleen de vesting van Melaka met ontbloot
zwaard. Heer Paduka Raja verdween in de vesting, waar slechts
dertig van zijn mensen waren, want alle anderen waren weg omdat
ze dood waren of waren, als ze nog vrij waren, weer terug naar
buiten gegaan. Heer Paduka Raja liep amok26 in het land Melaka en
hakte er samen met zijn dertig mensen met zijn zwaard op in.
Maar tijdens het gevecht gingen Franken toch dood en kwamen degenen
die het overleefden uiteindelijk buiten de vesting terecht. Ze
werden achtervolgd door alle mensen van Johor en Holland die
nog buiten waren. De Franken gingen allemaal dood. Ze verloren
het land Melaka, de mensen van Holland slaagden erin het te verwerven
en dat duurt tot op de dag van vandaag.
Buitengewoon veel mensen van Holland en Johor maakten onvoorstelbare
hoeveelheden geweren, wapens en goederen buit. De verworven goederen
en wapens werden allemaal in tweeën verdeeld, de helft voor
de mensen van Holland en de andere helft voor de mensen van Johor.
Maar het meeste kregen de mensen van Johor toch.
De mensen van Johor keerden met hun armen vol terug en hadden
buitengewoon veel goederen en wapens te dragen. Vanwege de gemaakte
afspraak werd het land met al zijn rivieren dus niet ingenomen
door de Hollanders die in Melaka en Jakarta verbleven en dat
duurt tot op de dag van vandaag.
Meer verhalen zijn er niet bekend over hoe het het land Melaka
is vergaan nadat het voorgoed geregeerd werd door de mensen van
Johor en Holland.
Meer verhalen zullen er niet bekend worden over hoe het Tun Tuah
in het land is vergaan, maar de Tuah is niet dood, omdat de Tuah
een opperhoofd is en bovendien ook nog heilig dienaar van Allah
is geworden. Nu leeft Tun Tuah, naar men zegt, aan de bron van
de bovenloop van de Perak en is daar raja van alle Batakkers
en bosmensen27
geworden. Soms ontmoet hij daar nu mensen die de vraag tot hem
richten: 'Mijnheer, wilt u een vrouw trouwen?'
Dan antwoordt hij: 'Nee, uw dienaar wil geen vrouw meer trouwen.'
Zo ging het verhaal van Hang Tuah.
1 Een woord uit het Sanskrit, in Melaka gebruikt
om de hoogste bestuurder van het land mee aan te duiden. Het
woord komt in Arabische landen ook voor en wordt wel vertaald
als grootvizier. In het geval van Melaka is eerste minister een
betere vertaling. De penghulu bendahara, de hoogste medewerker
van de bendahara, beheerde de schatkist en wordt wel thesaurier-generaal
genoemd. In de hikayat is de bendahara een man aan wie Hang Tuah
als jongetje al zijn diensten aanbood en die van begin tot eind
een belangrijke rol speelt. Hij wordt doorgaans alleen met zijn
functie aangeduid maar af en toe ook als bendahara Paduka Raja.
Paduka is een aanspreektitel van het niveau excellentie en betekent
ook is er een dubbele bodem? sandaal. Deze titel
werd in werkelijkheid gedragen door de beroemdste bendahara,
Tun Perak, die de functie kreeg na het afslaan van de Siamese
invasie van Melaka in 1456 en vervulde tot aan zijn dood in 1498.
Hij diende achtereenvolgens de raja's, vorsten, Sultan Muzaffar
Shah (1446-1456/9), Sultan Mansur Shah (1456/9-1477), Sultan
Alauddin Riayat Shah (1477-1488) en Sultan Mahmud Shah (1488-1511).
De laatste drie waren familie van Tun Perak en dankten hun positie
zeker ook aan zijn invloed.
2 Laksamana is de Maleise weergave van de naam
Lakshamana uit het Sanskritverhaal de Ramayana. Lakshamana is
de lievelingshalfbroer van de held Rama. In Maleise staten is
laksamana de aanduiding geworden voor de bevelhebber van de vloot,
de vertegenwoordiger van de vorst in het buitenland en, na de
bendahara, de belangrijkste hoogwaardigheidsbekleder. Hier gaat
het om Tun Tuah. Tuah betekent de gezegende, Tun is een titel
van hogere orde dan Hang. Hang Tuah wordt na zijn eerste werkjes
voor de vorst, ofwel op eenzesde van de vertelling, al Tun Tuah
genoemd en na eenderde van het verhaal alleen nog met zijn functie,
laksamana, aangeduid. Tuah heeft op dit moment in het verhaal
zijn hele carrière doorlopen en zich met zijn leermeester,
een Arabische haji, op de berg Jugra in een hutje teruggetrokken.
Hang Tuah heeft een bronzen standbeeld in het Museum voor Nationale
Geschiedenis. Het bovenschrift is 'Tak Melayu hilang di dunia',
'Maleiërs verdwijnen niet van de wereld', en het onderschrift
'Hang Tuah seorang Pahlawan Melayu yang gagah, setia, pintar
lagi berani di zaman pemerintah kesultanan Melayu Melaka dari
tahun masehi 1400-1511', 'Hang Tuah, een stoere, trouwe, slimme
en moedige Maleise Held in de regeringsperiode van het Maleise
sultanaat Melaka in de jaartelling van de christenen 1400-1511'.
3 Hoge ambtenaar, die zorg draagt voor de veiligheid
in het land en dus voor rechtspraak en de rechtshandhaving. Hij
hield toezicht op de handel en wandel van kooplieden. De functie
wordt soms omschreven als secretaris van de bendahara. De beroemdste
temenggung was Tun Mutahir, de zoon van de voormalige bendahara
Tun Ali. Hij slaagde erin na de dood van bendahara Tun Perak
en van diens broer en opvolger Tun Puteh zelf de positie van
bendahara in te nemen en staat sindsdien ook bekend als Seri
Maharaja Tun Mutahir, Zijn Hoogheid de Maharaja Tun Mutahir.
Bendahara, penghulu bendahara, laksamana en temenggung worden
samen wel de Majlis Tertinggi genoemd, de Hoge Raad.
4 In de transcriptie van het Genootschap staat
hierna een stippellijn. Het is niet duidelijk waar die op is
gebaseerd en wat die betekent. Ik heb besloten er een witregel
van te maken.
5 De gevoelswaarde van deze Maleise woorden
is me onduidelijk.
6 Uit 2 Surah (Indonesische en Maleisische
spelling) al-Bakara 255
7 Volgens Teeuw de Cucumis sativus (L.),
volgens Overbeck een kalebas. De komkommer komt uit India en
werd zowel in het Romeinse rijk als in het Europa van de Middeleeuwen
al voor vorsten gekweekt. Ook in China was de vrucht al in het
begin van onze jaartelling bekend. De vorm van gekweekte komkommers
varieert, afhankelijk van het gebruikte zaad, van kort, dik en
bol tot lang, dun en mager. Hier zal de eerste vorm bedoeld zijn.
8 Niet 'profeet'. Zie de koran-vertalingen
van Kramers uit 1969 en die van Leemhuis uit 1989.
9 In 18 Surah al-Kahf 65-82 wordt verteld hoe
al-Khidr Musa, Mozes, proefondervindelijk duidelijk maakt dat
hij te weinig geduld heeft en het niet met hem als onderwijzer
zal kunnen uithouden.
10 In de transcriptie van Het Koninklijk Bataviaasch
Genootschap staat hier weer een stippellijn. Overbeck laat op
deze plaats, vermoedelijk in navolging van Shellabear, zijn hoofdstuk
XXIIX (28) eindigen en XXIX (29) beginnen. Overbeck geeft overigens
in tegenstelling tot de schrijver van het handschrift van het
Genootschap zijn hoofdstukken alleen nummers mee, geen titels.
Hij verantwoordt zijn indeling in hoofdstukken niet. De Hang
Tuah van het Genootschap telt 25 hoofdstukken. De basis voor
een hoofdstukindeling van mijn vertaling moet dus nog worden
uitgevonden.
11 Mevrouw Gunung Ledang is geen historische
figuur. De naam betekent de berg Ledang. Die is wel historisch
en wordt nu meestal Gunung Ophir genoemd. Het is een populaire
vakantiebestemming van avontuurlijke toeristen. Op de Ophir zou
volgens overlevering een sprookjesprinses wonen, Prinses Gunung
Ledang, die volgens de Sejarah Melayu door sultan Mansur Shah
van Melaka, die tussen 1456/9 en 1477 aan het bewind was, ten
huwelijk gevraagd zou zijn maar zulke voorwaarden stelde dat
de sultan haar hand niet kon winnen. Hij kon het niet over zijn
hart verkrijgen haar een schaal met bloed van zijn zoon te geven.
Prinses Gunung Ledang trouwde later met Nakhoda ('schipper')
Ragam maar doodde hem per ongeluk. Ze ging daarop terug naar
de Ophir en zwoer nooit meer een man aan te raken.
12 Ik zou wel willen weten hoe het gekomen
is dat Peringgi, Frank, een pars-pro-toto voor Zuid-Europeaan
is geworden. Hier gaat het om een Portugees. Het woord Peringgi
komt maar één keer op het wereldwijde web voor
-wat zeer uitzonderlijk is- en zou daar kunnen zijn gebruikt
zoals wij het woord 'mof' gebruiken: Alphonso de Albuquerque
(1453-1515), de panglima Peringgi die de stad Melaka innam, het
Frankische opperhoofd. De Portugezen werden ook wel beschreven
als Benggali putih, witte Bengalen, vanwege het vele haar dat
Portugezen en Bengalen op en in het gezicht droegen.
13 De naam van de huidige hoofdstad van de
Philippijnen staat waarschijnlijk voor het hele eiland Luzon.
14 Hiermee zal verwezen zijn naar admiraal
Diego Lopez de Sequeira (geen jaartallen te vinden), de commandant
van één van de Portugese vloten die begin zestiende
eeuw een Madagascar en 'Indië' moesten verkennen. Hij bereikte
Melaka begin september 1509.
15 Diego Lopez de Sequeira zou de vorst, Sultan
Mahmud Shah, een gouden ketting hebben aangereikt met zijn linkerhand,
de onreine dus. Het kostte hem zijn goodwill maar bezorgde zijn
chef Alphonso de Albuquerque, de onderkoning van Portugees Oost-Indië,
een voorwendsel om een aanval op Melaka te beramen.
16 Hiermee zal de al eerder genoemde Alphonso
de Albuquerque bedoeld zijn want dat was de in India en Madagascar
gelauwerde kapitein van de Mar del Flor en de commandant van
de vloot waarmee de Portugezen op 26 februari 1510 Goa bezetten
en op 8 augustus 1511 Melaka innamen.
17 Teeuw: gewichtseenheid. Overbeck: 10 kati's
van 605 gram. Teeuw: kati, pond, 617 gram. Van Dale: katti, Oostindisch
gewicht van 0,01 piokol = 0,6176 gram
18 Teeuw: reaal = munt van twee gulden, gewicht
van ± 20 gram, geld
19 Wij kennen de Batakkers als een volk in
het noorden van het Indonesische eiland Sumatra, aan de oevers
van Danau Toba, het Toba-meer. Hier wordt gedoeld op oorspronkelijke
bewoners van het Maleisische schiereiland, de orang asli, nu
nog een kleine 100.000 op het hele schiereiland, dus ook buiten
Maleisië. Ethnologen en taalkundigen onderscheiden zo'n
25 volken en talen. Eén van de grootste wordt gevormd
door de half-nomadische Temiar, ook wel Noord-Sakai genoemd,
die in de bergen van de Maleisische staten Perak en Kelantan
wonen. Ze werden nog tot in de jaren dertig van de vorige eeuw
door de Maleiers als slaven gebruikt maar genieten nu een zekere
mate van bescherming. Het volk wordt, waarschijnlijk ten onrechte,
genoemd als 'uitvinders' van de zo genoemde Senoi droomtherapie,
een in het noordwestelijk deel van de wereld gepraktiseerde vorm
van droombeheersing. Overbeck vermoedde dat in de Hang Tuah met
de aanduiding Batak deze bevolkingsgroep bedoeld werd. Maar het
zou mijns insziens net zo goed om de sprekers van het Batek kunnen
gaan van wie er nu nog zo'n 700 zijn.
20 amat = toezien
21 karim = edelmoedig
22 kadim = eeuwig
23 De aanval van Alphonso d'Albuquerque op
Melaka vond plaats op 8 augustus 1511, de tegenaanval van het
monsterverbond tussen Holland en Johor die hierna beschreven
wordt, op 14 januari 1641. Het 'even later' dekt dus een periode
van bijna 130 jaar.
24 Dit is de bendahara.
25 Grote, zware, doornige vrucht van de tientallen
meters hoge boom met de wetenschappelijke naam Durio zibethinus
L./Murr. De boom komt van nature alleen in Indonesië en
Maleisië voor en de vrucht wordt daar de Raja Buah-buahan,
Vorst der Vruchten, genoemd. Alfred Russel Wallace, de stamvader
van de evolutietheorie, verklaart in zijn levenswerk The Malay
Archipelago dat hij 'onmiddellijk een overtuigd durianeter werd'
maar tekent aan dat de sinasappel, de Citrus sinensis Osb., 'zeker'
als Vorstin van het Fruit bestempeld moet worden. Hij beschrijft
ook hoe gevaarlijk het is als een mens zich onder een boom bevindt
waar een durian uit valt. Gelukkig zorgen de doornen er daarbij
voor dat er veel bloed vloeit 'dat ontstekingen voorkomt die
anders zouden hebben plaats gevonden'. Veel mensen, westerlingen
in het bijzonder, vinden de durian stinken. Er wordt dan ook
wel gezegd dat het ding de geur van de hel en de smaak van de
hemel heeft. Durians worden nu op veel plaatsen gekweekt en mondjesmaat
als delicatesse in de Westerse wereld ingevoerd. Ze zouden een
aphrodisiacum zijn.
26 Wij spreken van 'amok maken'. Amok is een
vanzelfsprekend begrip voor Maleiers, de enige mensen die het
aan den lijve ervaren, maar een tamelijk ondoorgrondelijk verschijnsel
voor buitenstaanders. Om dat typische en ondoorgrondelijke aan
te stippen heb ik gekozen voor het 'amok lopen' van de Duitser
Overbeck. Die beschrijft het als 'een soort geestelijke stoornis
die door plotselinge woede of ook pech wordt opgeroepen'. 'Rage
disorder' en 'homicidal mania' zijn kernachtige omschrijvingen
die Amerikaanse zenuwartsen wel gebruiken. Het is ook beschreven
als 'dat typische Maleise woord voor een conflict in de geest
van de Maleier dat een uitweg zoekt en daarbij een breuk veroorzaakt
van alle banden die de amokmaker met de wereld heeft'. Er wordt
wel eens gesuggereerd dat het verschijnsel onder de invloed van
roesmiddelen of tranceopwekking van het type Sufi-dans wordt
opgewekt. Ons huidige begrip 'drama in de relationele sfeer'
lijkt er misschien nog het meest op. De amokmaker grijpt een
'kris', raakt in een trance en doodt ongericht iedereen op zijn
pad, inclusief familie en naasten. Maar ook het gericht erop
uitgaan om bepaalde mensen te doden, zoals de bendahara dat hier
doet, wordt amok maken genoemd. Daarbij wordt net zo goed iedereen
die in de weg staat gedood, alleen niet in trance maar met helderheid
van geest. De amokmaker is vogelvrij en mag door iedereen gedood
worden. Het kan dus ook een vorm van zelfmoord zijn.
27 Orang hutan. Bepaalde mensapen uit dit deel
van de wereld kregen deze naam ook.
|