Geen maalsters |
Beeld * Tekst * Uitleg * Leven * Thuis |
Dr. Cees de Baat is de eerste gerodontoloog van Nederland. Zelf zegt hij het liever zo: 'Als je bij tandheelkunde op de universiteit of bij bijeenkomsten van de vakbond van tandartsen De Baat zegt, denken ze 'Dat is die vent van de bejaarden!' en zeggen ze 'De gerodontoloog!' omdat ze weten dat ik de voortrekker ben van die specialisatie en je oude mensen geen bejaarden meer noemt.' Gerodontologie is een nieuw vak dat zich met een oud probleem bezighoudt: tandeloosheid op latere leeftijd. Het vak zou zich overbodig kunnen maken door het probleem op te lossen. Maar de bezuinigingen in de gezondheidszorg doen het ergste vrezen. En het is nog maar de vraag of er een hoogleraar gerodontologie zal komen om zich voor de zaak hard te maken. Wat is het probleem? De Baat: 'Dat is heel eenvoudig. Drie van vier 65-plussers hebben geen tanden meer en bij de vierde is het gebit over het algemeen een puinzooi. Dat is altijd zo geweest maar werd voor lief genomen.' In zijn proefschrift citeert hij ter illustratie Prediker 12: 'Gedenk dan uw Schepper in uw jongelingsjaren ... op de dag dat ... de maalsters ophouden omdat haar aantal gering geworden is...' Die maalsters, dat zijn de tanden. Het is onvermijdelijk dat je die verliest en bereid je maar voor op het ergste. Dat was de boodschap. Op de televisie bij De Baat thuis staat een beeldje van een man met baret en tang die de kies van een doodsbange klant aan het trekken is. De tandmeester noemt De Baat hem. 'Die reisden rond en trokken tanden en kiezen op markten en kermissen. En vergis je niet, de geschiedenis van de tandheelkunde stelt niet veel voor. Tot 1900 sukkelde dat zo door met die tandmeesters. Eigenlijk werd het vak pas serieus genomen na de Tweede Wereldoorlog. Onze generatie, de veertigers, is de eerste die in zijn geheel goede gebitsverzorging heeft gekend, ook arme sloebers als jij. Die verbetering van de verzorging zullen we pas de komende decennia gaan merken. Nu, en zeker tien, vijftien jaar geleden toen ik met dit vak begon, is de toestand van het gebit bij ouderen niet anders dan in Predikers tijd. Behalve natuurlijk dat mensen in deze eeuw kunstgebitten kregen waarvan ze toen alleen maar konden dromen, als ze er al over dachten. Hoewel, er is altijd wel met prothesen gerommeld. De Maya's bijvoorbeeld kenden implantaten en dat is nu hartstikke modern.' Maar eerst even terug naar het begin. Hoe kwam De Baat erbij om zich met de gebitten van ouderen bezig te houden? 'Dat ging vanzelf. Na mijn studie ging ik in Katwijk werken bij een oudere collega, Rien Hage, inmiddels in de VUT. Een geweldige vent die overal oog voor had. Dat wist ook iedereen in Katwijk en omgeving. Als er een tandheelkundig probleem was, gingen ze naar Rien. Twintig, vijfentwintig jaar geleden kwamen er veel verpleeghuizen en de directeuren merkten na verloop van tijd dat het niet makkelijk was de vele tandheelkundige problemen van hun patiënten op te lossen. Je moet niet vergeten, dat er toen een groot gebrek aan tandartsen was en niemand tijd had voor kiespijn en kunstgebitten van mensen op het randje van de dood. Dus kwamen de directeuren bij Rien. Of die er wat op wist. Rien legde mij de kwestie voor. Ik kwam als groentje in de praktijk en was bereid om alles aan te pakken. Meilof Snijder, een studiegenoot, en ik zijn de verpleeghuizen in de regio Leiden gaan afstropen. En zo ontstond een interesse die nooit meer is verdwenen.' De Baat heeft kasten vol dia's. Hij haalt er een paar te voorschijn die duidelijk maken wat het werk voorstelde. Op een krukje aan het bed bij volstrekt onmachtige patiënten. 'Het was nieuw dat er aandacht voor de problemen van die mensen werd opgebracht. Maar het werk op zich was niets bijzonders. We deden meestal alleen maar simpele dingen. De pijn verhelpen. Verdoven. Tandjes trekken. Kunstgebitten repareren. Aan een tas met apparatuur had je voldoende. Net als de tandmeester, ja. Maar we zagen wel dat er tandheelkundig en maatschappelijk gezien een heel terrein braak lag. Daarover hebben we contact opgenomen met onze opleiders aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en die hebben ons geholpen bij het wetenschappelijk verantwoord opschrijven van onze ervaringen. En zo heette het eerste artikel dan ook dat we in 1982 publiceerden. 'Gedachten over en ervaringen met tandheelkundige behandeling van bejaarde verpleeghuisbewoners.' Bejaarden, dat is tegenwoordig een vies woord. Het is ouderen. Of senioren. Of krasse knarren. Hoe dit ook zij, we hadden ons niet vergist. Vlak daarna nodigde professor Kalk in Nijmegen me uit om op het onderwerp te promoveren. Mijn proefschrift was in 1990 af. Het was het eerste tandheelkundig proefschrift van de jaren negentig en ik vind het niet toevallig dat dat over ouderen gaat. Met die mensen zullen tandartsen veel te stellen krijgen in de komende decennia.' Wat heeft zijn werk opgeleverd? Wat heeft De Baat voor nieuws verzonnen? 'Niets' antwoordt hij zonder blikken of blozen. Niets? 'Niets, nee. Maar ik sta er zelf wel van te kijken wat er allemaal gebeurd is. Anno 1994 zou niemand meer tandeloos hoeven te zijn, ook oude mensen niet. Als je je tanden goed verzorgt, kun je er het graf mee in. We weten nog niet goed hoe een gebit zich ontwikkelt bij extreme ouderdom omdat we dat nog nooit hebben meegemaakt. Dat is een lang lopende studie waard. Het glazuur zal bijvoorbeeld wel worden aangetast. Door slechte voedingsgewoonten, alle dagen rauwe wortel of twee liter coca cola, zal ik maar zeggen. Of door verkeerd poetsen, met een harde borstel of schuurmiddel. Maar met de plakvulmiddelen van tegenwoordig zijn dat soort dingen te herstellen. Dat is één. Twee, dat zijn de overkappingsprothesen. Als een mond al leeg moet, dan laat je een aantal wortels zitten. Dat voorkomt dat het bot van de kaak al te gemakkelijk slijt. Op de wortels zet je verbindingsstukjes. En daarop klik je een gebit. Dat zit zo vast als een huis, niet te vergelijken met een kunstgebit zoals we dat kennen. En drie, dat zijn de implantaten, die dingen van de Maya's. Je boort gaten in tandeloze kaken en zet er buisjes titanium in. Daar kun je losse tanden en kiezen op zetten of een hele prothese. We weten dat implantaten het zeker tien jaar uithouden, we hopen dat het langer is. Nee, tandeloosheid hoeft echt niet meer.' Weer loopt De Baat enthousiast naar zijn kast met dia's. Close-ups van ingrepen. Het implantaat. Tandeloze kaken waarvan het tandvlees over de hele lengte wordt open gesneden. Er worden met, laten we zeggen, een 4 mm-boor gaten van enkel milimeters diep geboord. Dan wordt er verder geboord met een holle boor tot dieper dan een centimeter. Een holle cilinder van titanium, die eruit ziet als een nippel waarmee je een voetbal oppompt, kan in het gat worden geschoven. In de cilinder zitten gaatjes die door het bot in en om de cilinder zullen worden gevuld, want dat groeit gewoon aan, ook op hoge leeftijd. Op röntgenfoto's zien de implantaten eruit als pluggen. Die functie hebben ze ook. Van alles en nog wat wordt erop en erin geschroefd, van een enkel tand tot hele bruggen, halve gebitten. Van de schilder Salvador Dali is bekend dat hij voorgoed bang van sex werd, toen hij als jongen een boek over huid- en geslachtsziekten onder ogen kreeg. Als je de foto's van het aanbrengen van implantaten ziet, kun je je moeilijk voorstellen dat zoenen lekker is. Maar gezegd moet worden dat de foto van het gebit ná de behandeling veel goed maakt. Vlekkeloos en van een ideale regelmaat. De Baat: 'Toen ik studeerde, hoorden we wel vaag dat er met implantaten geëxperimenteerd werd. Maar dat was in het buitenland, ver weg. Voor overkappingsprothesen gold dat ook. Wij geloofden er niet in. Nu gebeurt het allemaal ook in Nederland. Poliklinisch. Onder lokale verdoving. Het gaat net zo snel als kiezen vullen. Nee, ik doe het zelf niet. Ik laat het implantaat aan de vakman over. Wel doe ik zelf de opbouw. Maar er zijn tandartsen die zelf implanteren.' De Baat is niet de man van de specialistische techniek, maar de man van het werkterrein, de gerodontologie. Hij probeert het overzicht te behouden. Hij zorgt dat het in de tandheelkundige opleiding aan bod komt. En goed ook. 'In sommige verpleeghuizen zijn ondertussen goed geoutilleerde tandartsenpraktijken ingericht. In Helmond zijn we begonnen daarin studenten op te leiden. Ze kunnen er alles doen.' Hij was mede-oprichter van de Nederlandse Vereniging voor Gerodontologie, nog geen tien jaar geleden. Hij was mede-oprichter van de European College of Gerodontology, nog geen vijf jaar geleden. Als alles goed gaat, zal hij volgend jaar voorzitter van 'die club' worden. Ondertussen werkt hij - 'samen met anderen!' - de laatste resultaten van het Landelijk Epidemiologisch Onderzoek Tandheelkunde aan het verwerken en heeft hij een lang lopend onderzoek naar de beste manier van het aanbrengen van een overkappingsprothese op de rails gezet. De Nederlandse Vereniging voor Gerontologie, waarbij de Nederlandse Vereniging voor Gerodontologie is aangesloten, zou graag zien dat er een buitengewoon hoogleraar in de gerodontologie zou worden aangesteld. 'Nee, we noemen geen namen.' Maar dat heeft nogal wat financiële en organisatorische voeten in de aarde. Of de wens van de verenigingen vervuld zal kunnen worden, zal het komende jaar moeten blijken. En nu we het toch over geld hebben, het volgende. De Baat: 'We hebben ons geweldig ingezet om de gebitsgezondheid op redelijk hoog niveau te krijgen waardoor tandeloosheid verder naar de oudere leeftijd verschoven is. Iedere tien jaar stijgt de gemiddelde leeftijd waarop de tanden worden verloren met een jaar of twee, drie. Dat is pure winst. Maar nu dreigt het verzekerde tandartspakket uiterst minimaal te worden en zullen mensen zelf voor hun gebitsverzorging moeten gaan betalen. Als dat gebeurt, weet ik zeker dat het aantal mensen dat regelmatig een tandarts bezoekt, nu 85 % van de bevolking, schrikbarend zal teruglopen. Ik kan begrijpen dat je niet alle bejaarden gratis implantaten en overkappingsprothesen verstrekt. Maar ik vind het moeilijk te accepteren dat we het risico van tandeloosheid op jonge leeftijd weer zomaar dreigen te aanvaarden.' Dat is je vader, hè, die oude man daar op het omslag van je proefschrift? Hij schrikt. 'Moet dat in de krant?' Waarom niet? Het is een liefdevolle foto. 'Mijn vader zat in een verpleeghuis. Hij ging achteruit. Ik heb keihard gewerkt om mijn proefschrift af te krijgen voordat hij helemaal niets meer zou kunnen opnemen. Hij zou ongelooflijk trots geweest zijn. Maar het is niet gelukt. Hij heeft het boekje een tijdje op een plankje boven zijn bed gehad. Hij keek ernaar maar hij had geen idee wat er aan de hand was. Kort na de promotie overleed hij.' Zou hij op je gewacht hebben zonder het te kunnen zeggen. 'Nee, dat kon hij niet meer bedenken.' Prediker liet niet alleen de maalsters de revu van de ouderdom, 'de kwade dagen', passeren. Ook bijvoorbeeld 'de deuren naar de straat', de oren, 'de sterke mannen', de benen, en 'de wachters van het huis', de armen. De gerodontoloog zal proberen de angst voor en de vooroordelen tegen de tandeloze oude dag zoveel mogelijk weg te nemen. 'Veelal ten onrechte bezien velen het vergrijzen met afgrijzen' stelt De Baat bij zijn proefschrift. Maar hij is er zich goed van bewust dat de gerodontoloog niet leeft bij tanden alleen. 'Daarom hebben de gerodòntologen zich aangesloten bij de geròntologen. Daarom moet je bij iedere ingreep goed kijken naar de algehele toestand waarin de patiënt zich bevindt. Kan hij of zij niet meer poetsen, zichzelf niet meer verzorgen, dan doe je zo weinig mogelijk, blijf je de tandmeester.' Om met Prediker te spreken: geen maalsters zonder wachters. |
|
Beeld * Tekst * Uitleg * Leven * Thuis | |
<<< |
|
© fred dijs, In beeld, tekst en uitleg, 1996 |